Op weg naar duurzaam woon-werkverkeer

Hoe krijgen we het woon-werkverkeer groener? Geen eenvoudige vraag. Maar positief is alvast dat het begint te lukken. Steeds meer mensen maken de overstap van de auto naar de fiets, al is er nog een hele weg te gaan. Dat zegt Roel Vanderbeuren van The New Drive, een adviesbureau dat bedrijven op weg zet naar duurzame mobiliteit.

Eerst het goede nieuws. Het aandeel van de auto in het woon-werkverkeer neemt af. In Vlaanderen zakte dat aandeel in vijftien jaar van ongeveer 85% naar 66%. Eén vijfde van de Vlamingen neemt intussen de fiets. Het openbaar vervoer is goed voor ongeveer 5%. In Brussel ziet het er wat anders uit. Daar maakt ongeveer de helft van de werknemers gebruik van het openbaar vervoer. De fiets is er met nauwelijks 7% dan weer veel minder populair. En in Wallonië is de auto redelijk onaantastbaar. Daar pendelt nog altijd 80% met de wagen.

Het verschil tussen Vlaanderen en Brussel heeft veel te maken met het gebruiksgemak en de betrouwbaarheid van het openbaar vervoer, zegt Vanderbeuren. “De metro is onklopbaar als betrouwbaar vervoermiddel. En die is in Brussel goed uitgebouwd. In Vlaanderen is het openbaar vervoer veel minder sterk. Er zal een stevige investering nodig zijn om dat op te krikken en om een grote stap vooruit te zetten op de weg naar duurzaamheid. In Vlaanderen zijn de woon-werkafstanden soms te groot om comfortabel met de fiets af te leggen. Zelfs met een elektrische fiets of speedpedelec.”

In de bedrijven

Los van het openbaar vervoer zijn er natuurlijk ook nu al mogelijkheden om de goede richting in te slaan. “Ook werkgevers voelen die noodzaak,” legt Vanderbeuren uit. “Ons land slibt dicht. De files kosten handenvol geld. En daar komt nog bij dat ook steeds meer werknemers aangeven mobiliteit belangrijk te vinden. Door de krapte op de arbeidsmarkt wordt het dus ook een factor in het hr-beleid.”

“Bedrijfswagens worden daarbij nog steeds populairder. België is nu eenmaal een bedrijfswagenland. Maar door fiscale maatregelen was een derde van de nieuw ingeschreven bedrijfswagens vorig jaar alvast elektrisch,” weet Vanderbeuren.

“Minder goed loopt het mobiliteitsbudget, dat de overheid een paar jaar geleden invoerde om werknemers aan te zetten om te kiezen voor een duurzamer alternatief dan de wagen. Werknemers blijkens alsnog verknocht aan hun auto. En ook werkgevers aarzelen, omdat er toch weer wat bijkomende administratie bij komt kijken. Het is complexer dan de bedrijfswagen.”

Alternatieven

Er zijn ook andere alternatieven. “Fietsleasing is tegenwoordig erg populair. Dat is een formule waarbij werknemers een stukje loon opgeven in ruil voor een fiets. Maar ook voor- en natrajecten bij het openbaar vervoer kunnen helpen om de drempel naar trein, tram en bus te verlagen. Deelfietsen, steps of pendelbussen aan het station zijn daar een voorbeeld van. Ook de infrastructuur op het wek speelt een rol. Veilige fietsenstallingen, lockers en kleedruimtes, oplaadmogelijkheden voor batterijen helpen de alternatieven aantrekkelijker maken.”

Om mensen over de streep te trekken is ook goede informatie van belang. “Goede infosessies over het mobiliteitsbudget of gebruikers aan het woord laten in het personeelsblad kan helpen. Of tijdens de week van de mobiliteit een ontbijt aanbieden aan wie met de fiets komt. Het zijn allemaal manieren om duurzame mobiliteit in de kijker te zetten en aan te tonen dat het bedrijf het echt wil. Maar dan is er wel nood aan iemand die daar echt dedicated mee bezig is. En dat is vaak niet zo.”

Eigen initiatief

“Je kan natuurlijk ook altijd zelf het goede voorbeeld geven of het debat aanzwengelen. Dat kan via je vakbondsploeg of, in een klein bedrijf, één op één met je directie of leidinggevende. Soms is het echt niet moeilijk. Aangeven dat je met een paar collega’s wil deelnemen aan de ‘Dertig dagen zonder wagen’ of ‘bike-to-work’ kan een eerste stap zijn naar een duurzamer mobiliteitsbeleid in je bedrijf. Het gaat soms met kleine stapjes. Maar duizend kleine stapjes zijn soms beter dan drie grote stappen. En elk stapje is een stapje vooruit.”

Auteur: Jan Deceunynck |  Afbeelding: Davien Dierickx