Een fiscale hervorming moet rechtvaardig zijn

Het is zover. Tijd om je jaarlijkse belastingbrief in te vullen. Terwijl federaal Minister van Financiën Vincent Van Peteghem verder zoekt naar een fiscale hervorming die gedragen wordt door de verschillende regeringspartners, blijft ACV Puls ijveren voor een rechtvaardige fiscaliteit. Dat doet ook Matthias Somers van de progressieve denktank Minerva. Hij maakt alvast zes kanttekeningen bij de fiscale plannen van Van Peteghem.

1 | De slechte toestand van de overheidsfinanciën is een bewuste keuze

De fiscale hervormingen van de vorige regering-Michel, de taxshift en de hervorming van de vennootschapsbelasting, blijven de overheidsfinanciën kraken. Dat is een bewuste tactiek. Toenmalig vicepremier Alexander De Croo wilde de overheid ‘met de rug tegen de muur’ plaatsen door een gat in de begroting te slaan. Ook Bart De Wever sprak over het opdringen van een besparingslogica om het mes te kunnen zetten in de sociale zekerheid. Maar toen kwam corona en moest de overheid met miljarden bedrijven en gezinnen ondersteunen. Het resultaat: de slechte toestand van de overheidsfinanciën vandaag.

2 | Een budgetneutrale verlaging van inkomsten uit arbeid is niet evident

Inkomen uit arbeid vormt veruit de belangrijkste inkomstenbron voor de sociale zekerheid. Een kleine verlaging van de belastingen op inkomen uit arbeid heeft daardoor een grote impact op de overheidsfinanciën. Stel bijvoorbeeld dat de overheid vandaag tien keer meer middelen haalt uit arbeid dan uit vermogen, en dat een regering de lasten budgetneutraal wil verschuiven van arbeid naar vermogen, dan moet voor elk procent dat de opbrengst uit arbeid daalt, de opbrengst uit vermogen met 10% stijgen. Dat is politiek niet evident.

3 | Grootverdieners zullen wellicht het meeste winnen

Zowel de verhoging van de belastingvrije som voor werkenden (dat is de laagste inkomsensschijf, waarop je geen belastingen betaalt) als de verlaging en verbreding van de tarieven genieten politiek een brede steun. Beide leveren netto echter veruit het meeste op aan wie het meeste verdient. De voorgestelde verhoging van de belastingvrije som alleen al kost 4 à 5 miljard euro, waarvan een derde ten goede zou komen aan de rijkste 10%. Een verlaging van de belastingen op arbeid betekent dus haast automatisch een grotere winst voor de hoogste inkomens.

4 | Wordt consumptie zwaarder belast?

Ter compensatie van een verlaging van de belasting op arbeid ligt een verhoging van de belasting op consumptie op tafel. Maar hoe lager het inkomen, hoe groter het aandeel is dat daarvan wordt uitgegeven aan consumptie, en dus hoe sterker een belastingverhoging op het gezinsbudget zal wegen. Een belastingverlaging die de hoogste inkomens het meest oplevert, wordt op die manier gefinancierd met een belastingverhoging ten koste van de laagste inkomens.

5 | Kapitaal blijft waarschijnlijk uit het vizier

Kapitaal en vermogen vormen naast arbeid en consumptie een derde bron van inkomsten voor de overheid, met de bedrijfswinsten en de privévermogens als mogelijke belastingbasis. In 2000 bedroeg het effectieve gemiddelde tarief dat Belgische bedrijven op hun winst verschuldigd waren nog 34,5%, vandaag is dat nog maar 23%. Ze ontspringen dus steeds meer de dans. De rijkste 10% van de gezinnen bezit ook 60% van het vermogen – goed voor zo’ 1.740 miljard euro. De ‘1%’ rijksten puren bijna twee derde van hun inkomen uit kapitaal. De fiscus heeft echter geen goed zicht op de verdeling van de vermogens en het inkomen uit vermogen. Politiek wil men niet weten hoe ongelijk onze samenleving is. De druk om tot een eerlijke verdeling van de lasten te komen, zou te groot worden.

6 | Onze sociale zekerheid is niet uitzonderlijk duur

De publieke uitgaven voor gezondheidzorg en sociale bescherming liggen in België lager dan in Frankrijk en Duitsland. Nederland besteedt wél minder aan de sociale zekerheid, maar het bekostigt een deel van de gezondheidszorg en pensioenen met verplichte private verzekeringen die zo uit de overheidsstatistieken blijven. De Nederlander geeft daardoor een stuk meer uit aan gezondheidszorg. Nederlanders gaven in 2019 bovenop de sociale bijdragen aan de zorgverzekering meer dan 46 miljard euro uit aan private zorgverzekeringen (via hun werkgever). De winst ging naar de financiële sector. Een gelijkaardig verhaal bij de pensioenen: Nederlanders betalen minder belastingen en sociale bijdragen, maar compenseren dat met hogere bijdragen aan private pensioenplannen waar ze vaak via de werkgever verplicht bij zijn aangesloten.

 Auteur: Max De Boeck | Illustraties: Davien Dierickx