Zeven mythes over de ‘economische crisis’

De voorbije jaren werden we om de oren geslagen met onheilstijdingen. Om looneisen van werknemers te counteren, voorspelden werkgevers economische rampspoed die volstrekt geen loongroei toeliet. Maar bij de sombere voorspellingen zijn behoorlijk wat kanttekeningen te maken. Uit onderzoek van Matthias Somers van de progressieve denktank Minerva blijkt dat de Belgische economie het nog niet zo slecht doet.

Dat is misschien de meest opvallende boodschap van de studie: de Belgische economie is de coronaperiode vrij ongeschonden doorgekomen. En ook de energiecrisis blijkt voor de Belgische bedrijven niet zo vernietigend als aangekondigd. De studie veegt de problemen echter niet onder de mat. Ondanks de weerbaarheid van de meeste Belgische bedrijven, verwacht onderzoeker Matthias Somers dat een aantal ondernemingen het wel degelijk lastig zal krijgen door de combinatie van hoge energieprijzen, inflatie en een terugvallende vraag. Maar zijn bevindingen doen toch sterke twijfels rijzen over een aantal hardnekkige mythes.

Mythe 1. We stevenen af op een record aantal faillissementen

Al sinds het begin van de coronacrisis wordt een lawine van faillissementen voorspeld. In januari 2021 waarschuwde werkgeversfederatie VBO voor 50.000 faillissementen bovenop de 10.000 die er jaarlijks te verwachten zijn. Gelukkig is die voorspelling niet bewaarheid. Meer zelfs, het aantal faillissementen lag de voorbije jaren lager dan gewoonlijk. Tijdens de coronajaren was dat wellicht te danken aan de massale overheidssteun. Maar ook in 2022 lag het aantal faillissementen lager dan gemiddeld. In dat jaar waren er even weinig faillissementen als in 2016, het beste pre-coronajaar sinds 2010.

Mythe 2. De werkloosheid gaat terug pieken

Een studie in opdracht van het VBO kondigde massale ontslagen aan door faillissementen in de nasleep van corona en de energiecrisis. Er was sprake van 100.000 tot zelfs 120.000 jobs die zouden sneuvelen. Maar in werkelijkheid lag dat aantal de voorbije jaren lager dan gemiddeld. Tussen 2010 en 2019 gingen er in ons land jaarlijks gemiddeld 30.500 jobs voor de bijl. In 2021 waren dat er maar 17.800. Bij een telling in oktober vorig jaar waren het er 17.600. Dat is iets meer dan in 2021, maar nog altijd veel minder dan wat voor corona gemiddeld was. En vooral ook veel minder dan wat het VBO voorspelde.

En wat meer is: zowel kleine, middelgrote als grote ondernemingen blijken de storm goed te doorstaan. Voor elk van deze categorieën blijkt dat het aantal faillissementen en het daaruit voortkomend jobverlies lager tot veel lager ligt dan in de periode voor corona. De weerbaarheid van de Belgische bedrijven is blijkbaar groter dan door de werkgevers wordt ingeschat.

Mythe 3. Belgische bedrijven zien hun winst verdampen

“De marges van de bedrijven storten in,” klonk het bij werkgevers. “Alleen bedrijven betalen de crisis”. Ook hier vertellen de feiten die Matthias Somers opdient een ander verhaal. De bedrijfswinsten gaan nog altijd in stijgende lijn. Wellicht zullen de energieprijzen en de loonindexering door de voort galopperende inflatie in de komende kwartalen wat knabbelen aan de brutowinstmarges. Maar zelfs bij een achteruitgang van enkele procentpunten blijven ze ver boven het historische gemiddelde.

Rond de eeuwwisseling schommelde de gemiddelde brutowinstmarge rond de 36%. In 2022 was dat opgelopen tot 45%. België scoort op dat vlak ook veel beter dan de ons omringende landen. Tot ongeveer 2013 liepen de cijfers in ons land ongeveer parallel met die in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Maar sindsdien zijn de winstmarges in België blijven stijgen, terwijl de groei in die andere landen quasi stilviel.

Mythe 4. Loonstijgingen doen onze bedrijven de das om

Het aandeel van het bedrijfsresultaat dat aan lonen wordt gespendeerd, gaat steeds omlaag. Het ging van 64% rond de eeuwwisseling naar 58% in 2022. Dat betekent niet dat de lonen gezakt zijn. Het heeft vooral veel te maken met de loonsubsidies die sinds het begin van deze eeuw steeds meer ingang vonden. Via vrijstellingen en verminderingen van werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid, namen de overheid en sociale zekerheid een deel van de loonmassa over. Arbeid werd op die manier dus goedkoper voor werkgevers. Niet duurder.

De loonsubsidies hebben wel een negatief effect op de financiering van de overheid en de sociale zekerheid. Die zien hun inkomsten steeds verder slinken. Door allerhande kortingen van de werkgeversbijdragen, komen de overheid en de sociale zekerheid steeds vaker op zwart zaad te zitten.

Mythe 5. Bedrijven worden kapot belast

Behalve belastingen bestaat er ook overheidssteun aan bedrijven in de vorm van subsidies. In 2001 ontving de bedrijfswereld voor het eerst meer subsidies danbedrijven belastingen verschuldigd waren. Die overheidssteun liep sindsdien snel op: van 800 miljoen ten bate van bedrijven in 2004 ging het naar bijna zeven miljard euro in 2014. In coronajaar 2020 ging het over 12,7 miljard euro, en in de eerste helft van 2022 ontvingen bedrijven ook al zes miljard euro meer subsidies dan dat ze belastingen verschuldigd waren.

Mythe 6. De index jaagt de inflatie nog verder omhoog

Het aandeel van de lonen in de prijszetting is de voorbije decennia zo sterk gedaald, dat het nog nauwelijks 11% van de bedrijfskost uitmaakt. In de huidige inflatiegolf zijn de prijsstijgingen vooral toe te schrijven aan hogere prijzen voor ingevoerde producten. Die zijn goed voor 63% van de prijsstijgingen. Ten tijde van de oliecrisis in 1973 waren lonen goed voor bijna 50%. Het aandeel van de invoer bedroeg toen nauwelijks 34%. En ook de winstmarges evolueerden. In de jaren ’70 van de vorige eeuw bedroeg de winstmarge ongeveer 10%. Dat is intussen opgelopen tot 18%. Het is dus duidelijk dat het niet de lonen zijn die de inflatie aanwakkeren.

Mythe 7. De orderboekjes van de bedrijven lopen leeg

Het klopt dat het aantal nieuwe bestellingen in de industriesector terugloopt. Maar dat betekent niet dat er geen werk meer op de plank ligt. Industriële bedrijven in België geven aan dat ze nog 4,4 maanden achter staan om te voldoen aan de uitstaande bestellingen. Dat is iets minder dan in het voorgaande kwartaal, maar fors meer dan voor corona. Dat betekent dat de toevloed aan nieuwe bestellingen na corona nog niet verwerkt is. De productie moet dus nog niet meteen teruggeschroefd worden.

Ook in de dienstensector is niet alles kommer en kwel. Er zijn meer bedrijven die aangeven dat hun zakelijke situatie de afgelopen drie maanden verbeterd is dan bedrijven die de zaken somber inzien. Al waren de bedrijven begin 2022 positiever dan eind vorig jaar, er zijn nog altijd meer dienstenbedrijven die verwachten dat de vraag naar hun diensten de komende maanden zal toenemen, dan dat de vraag zal afnemen.

Slotsom: Ja, het zijn moeilijke jaren. Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Maar de barometer staat ook niet op zwaar onweer. De bedrijfswereld ligt echt niet op apegapen.

Auteur: Jan Deceunynck |  Afbeelding: Davien Dierickx