Professor De Grauwe pleit voor hoge lonen

“Hoge lonen moeten we koesteren.” Het zijn niet de woorden van het ACV, maar van gerenommeerd economieprofessor Paul De Grauwe. Zijn pleidooi tegen de loonwet en vóór vrije loononderhandelingen loopt opvallend parallel met dat van de vakbonden en hun petitie tegen de loonwet. “Als de productiviteit hoog is, zoals nu, is er ook ruimte voor hoge lonen. Dat is goed voor de economie.”

Inkomenseffect

Loonkosten drukken is interessant voor een bedrijf, maar slecht voor een nationale economie, zegt u.

De Grauwe: “Er is inderdaad een verschil. Een bedrijf moet competitief zijn. Het moet producten maken en verkopen die kwalitatief goed zijn en niet te duur in verhouding tot de concurrenten. Een land moet óók competitief zijn, maar er is een wezenlijk verschil: als een bedrijf niet competitief is, kan het de loonkosten drukken.

Daardoor dalen de lonen van de werknemers in het bedrijf, maar dat inkomenseffect is voor het bedrijf verwaarloosbaar, want hun werknemers spenderen slechts een hele kleine fractie van hun inkomen aan producten van dat bedrijf. Als Coca-Cola de lonen drukt om competitief te blijven met Pepsi Cola, dan hebben de werknemers minder inkomen. Dat is geen probleem voor Coca-Cola, want hun werknemers besteden maar een heel klein beetje van dat inkomen aan Coca-Cola. Dat verlies is verwaarloosbaar.”

“Maar da’s helemaal anders voor een land. Als een land dat competitief wil zijn, de loonkosten drukt, betekent dit dat alle werknemers van dat land minder inkomen hebben. Dat zal wél een significant effect hebben op de vraag naar de producten van dat land. Dat wordt wel eens vergeten. Het verhaal is altijd dat een bedrijf toch ook de loonkosten verlaagt om competitief te zijn. Maar als een land dat doet, heeft dat grote implicaties op de totale vraag. En dus ook op de afzet van al die bedrijven in dat land.”

 

 

“Landen met hoogste lonen hebben ook hoogste competitiviteit”

 

 

Dus loonmatiging is nefast voor een nationale economie?

De Grauwe: “Er zijn natuurlijk situaties waarin loonmatiging nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de jaren ’70. Toen swingden de lonen echt wel de pan uit. Maar op dit moment is dat niet het geval. Je moet al met een vergrootglas naar de cijfers achter de komma kijken om een competitiviteitsverlies te zien. Terwijl nu ook de productiviteit heel hoog is. De hoge lonen weerspiegelen de hogere productiviteit. En dat moeten we koesteren. Daar moeten we alles op inzetten. Door onderwijs waardoor mensen meer kennis hebben, door een bedrijfsomgeving waar mensen zich gelukkig in voelen, door een sociale zekerheid die mensen zekerheid geeft.

Al die dingen samen verhogen de productiviteit van werknemers. Dat laat ook toe dat ze hoge lonen hebben. Dat zie je in Europa. Waar zijn de landen met de hoogste loonkosten? In het noorden van Europa. Hebben die problemen met hun competitiviteit? Nee. Ik heb systematisch de competitiviteit gemeten en kom tot de slotsom dat de landen met de hoogste lonen ook de hoogste competitiviteit hebben. Landen als Denemarken, Zweden, Noorwegen hebben de hoogste lonen, zoals de onze, maar ze hebben ook de hoogste productiviteit en de beste competitiviteit.”

Gelukkige werknemers zijn productiever

Dus productiviteit, loon en competitiviteit gaan samen?

De Grauwe: “Tuurlijk. Het is de productiviteit die lonen doet stijgen. Hoe hoger de uurloonkost, hoe hoger de competitiviteit. Er is echt een verband. Zorg er voor dat je productief bent. Hoe doe je dat? Je kan natuurlijk zeggen, vervang ze allemaal door machines (lacht). Maar er zijn ook andere mogelijkheden: onderwijs, een sfeer in het bedrijfsleven waarin werknemers gelukkig zijn. Dat verhoogt de productiviteit.

Daar ligt een grote verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. Voorzie toffe jobs, die aantrekkelijk zijn, waarin mensen zich kunnen realiseren. Dan zijn ze ongelooflijk productief. Dat is de kern. We moeten af van die focus op loonkostvermindering. We moeten de productiviteit verhogen, zodat de lonen omhoog kunnen. Het tekort op de arbeidsmarkt betekent dat de lonen niet hoog genoeg zijn.

Gaan bedrijven door hogere lonen dan niet vluchten naar lageloonlanden of meer automatisatie?
De Grauwe: “Dat is een deel van het verhaal. Maar als het alleen dat was, zou er grote werkloosheid zijn. Maar we zien het tegendeel. Bedrijven vinden in veel sectoren geen werknemers. Dat betekent dat in die sectoren de jobs niet aantrekkelijk zijn en de vergoeding niet hoog genoeg. Dáár moet je iets aan doen.”

Index geeft zekerheid

Werkgevers plaatsen ook vraagtekens bij de index.

De Grauwe: De index is moeilijk geval. Je kan loonaanpassingen doen ex-post of ex-ante, zoals ze dat noemen. Dat eerste is bij ons het geval en betekent dat lonen automatisch worden aangepast als de consumptie-index stijgt. Er zijn weinig landen die dat op zo’n systematische wijze hebben. In andere landen werken ze ex-ante: daar is geen automatische indexering, maar onderhandelen werkgevers en werknemers over het totale loonpakket, inclusief de index. De onderhandelaars maken voorspellingen over de inflatie en willen die weerspiegeld zien in de lonen.

De lonen volgen daar dus ook de inflatie. Op zich maakt dat weinig verschil. Wat wél een verschil is, is de onzekerheid. De loonindexering bij ons creëert minder onzekerheid voor de werknemers. Want de onderhandelaars kunnen zich vergissen in de inflatie. Ze kunnen ze onderschatten. Dan worden werknemers gedurende een aantal jaren minder vergoed. Zoals wellicht nu het geval is in die landen. Want wie had twee jaar geleden deze inflatie zien aankomen?

U vindt dat overheid de sociale partners vrij moet laten in de loononderhandelingen.

De Grauwe: “Natuurlijk. Loonvorming is iets tussen werkgevers en werknemers. De overheid moet daar niet in tussenkomen. Laat de markt maar spelen. Pas op, ik ben geen marktfundamentalist die zegt dat de markt alles kan. Natuurlijk niet. De markt moet dikwijls gecorrigeerd worden. De overheid moet er voor zorgen dat er niet te veel concentratie is in het bedrijfsleven, want dat leidt tot lage lonen en hoge prijzen. De overheid moet zich bezig houden met milieuzaken. Met regelgeving over kwaliteit van producten. Maar niet met de loonvorming. Dat is niet haar competentie.”

Auteur: Jan Deceunynck |  Afbeelding: Thomas Sweertvaegher