G20 willen eerlijke wereldwijde bedrijfsbelastingen

Minimumbelasting volstaat niet voor fiscale rechtvaardigheid

De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) pleit al lang voor een wereldwijde vennootschapsbelasting. De G7-groep van grote economieën tekende begin juni eindelijk de grote lijnen uit van een akkoord en in juli schaarde ook de G20 zich achter dat voorstel. Nancy Pauwels van de ACV-studiedienst heeft enkele bedenkingen.

“Het akkoord bestaat uit twee pijlers, legt Nancy uit. “De eerste pijler wil bedrijven belasten in het land waar ze hun inkomsten halen. Nu schuiven bedrijven zodanig met hun boekhouding dat ze steeds belast worden in de goedkoopste landen. Daar wil dit nieuwe voorstel komaf mee maken. Pijler één zorgt dus niet echt voor bijkomende belastinginkomsten, maar is een herverdeling in het voordeel van de landen waar de winsten gemaakt worden.

De tweede pijler is een minimumbelasting van 15% voor multinationals met een jaaromzet van meer dan 750 miljoen dollar. Maar er wordt nog onderhandeld over de precieze voorwaarden. België pleit bijvoorbeeld voor vrijstellingen voor inkomsten uit innovatie, de patenten. Ons land wil die onbelast laten. Andere landen hebben dan weer andere eisen.”

Er zijn dus nog veel losse eindjes?

Nancy: “Ja, en daardoor is het moeilijk de opbrengsten in te schatten. Schattingen voor België variëren van honderden miljoenen tot enkele miljarden euro’s. Er is ook weinig transparantie over de winsten van multinationals. Bovendien ligt de officiële belastingdruk in OESO-landen zoals België gemiddeld al hoger dan de 15% die nu als norm wordt vooropgesteld. Officieel worden winsten in de OESO-landen rond de 20% belast. Maar in de praktijk betalen multinationals een stuk minder, soms maar 5% of minder. Het blijft moeilijk in te schatten of ze door deze nieuwe regeling en de hoge omzetdrempels meer zullen moeten betalen.”

Gaat het dan om een lege doos?

Nancy: “We mogen niet té kritisch zijn. Oorspronkelijk mikte de OESO op een tarief van maar 12,5%. Er is dus sprake van vooruitgang. Aan de andere kant, de Verenigde Staten streefden onder Joe Biden naar 21% of hoger, en ook het Europees vakverbond waar wij deel van uitmaken streeft naar een belastingvoet van minstens 25%. Ook specialisten zoals o.a. Piketty vrezen voor een slag in het water als het tarief op 15% blijft steken. Maar veel hangt af van de concrete verdere uitwerking, de voorwaarden en de uitzonderingen. Een brede belastbare basis met een laag effectief betaald belastingtarief kan meer opbrengen dan een hoger tarief vol uitzonderingen.

We mogen ook de rijpende geesten achter dit verdrag niet over het hoofd zien. Het is namelijk een kleine revolutie. Een paar jaar geleden zou men het voorstel van een wereldwijde minimumbelasting nog weggelachen hebben. Men beseft eindelijk dat er een einde moet komen aan de wereldwijde dalende belastinginkomsten. Veel landen hebben centen nodig door de corona­crisis en willen het gedrag van de grote multinationals niet meer tolereren.”

 

“Grote multinationals ontwrichten het wereldwijde economische systeem. Daarom is deze belastinghervorming fundamenteel in de strijd voor fiscale rechtvaardigheid.

 

De inkomsten zouden vooral naar rijke landen gaan. De ontwikkelingslanden dreigen de rekening te betalen.

Nancy: “Oxfam geeft inderdaad kritiek op het onevenwicht tussen de landen en ook de organisatie Tax Justice zegt dat de deal niet correct zou zijn voor ontwikkelingslanden. De arme landen krijgen inderdaad minder van de opbrengst in verhouding tot hun aandeel in de bevolking en de wereldeconomie. Bovendien blijkt uit de OESO impactstudie dat ze relatief hogere belastingvoeten hebben, een lager tarief van 15% zet dus ook nog eens extra druk op hun belastinginkomsten. Dit initiatief komt dan ook vanuit de rijke OESO-landen, die voor hun eigen belangen opkomen. Sommigen pleiten daarom voor een grotere rol voor de Verenigde Naties. Dat zou democratischer zijn, maar natuurlijk ook weer trager. De VN werkt niet zo efficiënt.”

Ook binnen de EU willen landen zoals Ierland en Hongarije niet meedoen.

Nancy: “De eerste pijler zou in een internationaal verdrag gegoten worden. Daar kunnen ze moeilijk onderuit. Voor de tweede pijler is Europese unanimiteit nodig. Dat is lastiger. Het wordt dus geven en nemen om een akkoord te bereiken. Er zitten ook andere addertjes onder het gras. Zo had de EU voorstellen over een digibelasting, maar die staat nu on hold door dit voorstel.”

Zeg je nu dat dit voorstel andere belastingen moeilijker maakt?

Nancy: “De kans bestaat inderdaad dat een kleine club multinationals meer zal moeten betalen, maar dat andere belastingen sneuvelen of dat de belastingdruk wereldwijd daalt. Als door het verdrag bepaalde diensten of takken van de economie namelijk worden uitgesloten van het toepassingsgebied, dan blijven die voortaan buiten schot. Probleem is dat we niet veel weten van die details.”

Brengt dit verdrag fiscale rechtvaardigheid dichterbij?

Nancy: “Fiscale rechtvaardigheid heeft meer facetten dan de vennootschapsbelasting. In België bedraagt die op jaarbasis ‘maar’ ongeveer 18 miljard euro, dat is 4% van de economie van België. Het totale vermogen van de Belgen bedroeg eind 2020 echter 2.700 miljard euro, meer dan het vijfvoudige van onze economie. Dat vermogen is zeer ongelijk verdeeld. De grote fiscale rechtvaardigheid voor België zal dus niet alleen uit deze minimumbelasting voor bedrijven komen.

Toch kan dit verdrag een basis zijn voor de toekomst. Grote multinationals ontwrichten het wereldwijde economische systeem. Daarom blijft deze belastinghervorming toch fundamenteel in de strijd voor fiscale rechtvaardigheid en gezonde eerlijke concurrentie tussen binnenlandse KMO’s en buitenlandse multinationals.”

Auteur: Max De Boeck  |  Afbeelding: Shutterstock