De passies van Ine: Karabijnschieten en arbeidsrecht

Sport beoefenen op internationaal niveau

Ine schiet met scherp, zowel tijdens als na de werkuren. Met de luchtkarabijn vanop 10 meter voor de sport, en met het wetboek om de belangen van werknemers te verdedigen. Wij trokken naar de Vlaamse Ardennen voor een babbel over haar passies.

Wind, regen en kou. De herfst jaagt me het ACV-secretariaat in Oudenaarde binnen. Ine Verschragen komt de deur opendoen en neemt met de glimlach nog wat papieren van een ACV-lid aan. In haar kantoor valt meteen de bureaubladachtergrond van haar laptop op. Het is een foto van 8 schutters in weinig flatterende pakken.
“Dat was de finale van het Belgisch kampioenschap. Ik ben als 8ste geëindigd”, zegt Ine fier. “Ik had nooit verwacht in de finale te staan bij m’n eerste kampioenschap.”
Ine is 30 jaar jong en werkt als klachtenbehandelaar bij de LBC-NVK, de bediendevakbond van het ACV. Ze helpt werknemers uit de nood die bijvoorbeeld te weinig worden betaald of een serieus conflict hebben met hun werkgever. Zowat al haar vrije tijd gaat op aan schieten met een luchtkarabijn.

Ine, hoe ben je bij het karabijnschieten terecht gekomen?

Ine Verschragen: “Dat was op een personeelsdag van onze vakbond in Kortrijk. Op het activiteitenoverzicht stond skieten mè een gewèr. Ik had het schietwedstrijdje met de collega’s gewonnen en vond het heel tof. In 2015 ben ik naar Brugge verhuisd en daar vond ik een heel actieve club. Nu schiet ik op internationaal niveau. Ik kan op toernooien bijvoorbeeld olympiërs tegenkomen. Binnenkort heb ik tegenstanders uit Brazilië en India.”

Wat moet ik me voorstellen bij die sport?

Ine: “We schieten met de luchtkarabijn vanop 10 meter. Mijn geweer is eigenlijk een heel gesofisticeerd kermisgeweer. De roos kan ik je laten zien.”

Ine haalt een kartonnetje ter grootte van een bierkaartje uit haar rugzak. De eigenlijke roos is maar zo groot als de voet van een bierglas. Door het oog van de roos kan maar net een loodje van een paar millimeter breed.

We schieten met de luchtkarabijn vanop 10 meter. Mijn geweer is eigenlijk een heel gesofisticeerd kermisgeweer

Techniek

Hoe kan je op zo’n roosje in godsnaam vanop 10 meter raak schieten?

Ine: “Een deel van het verhaal is techniek. Je moet in een goede houding staan met veel steunpunten. Het geweer moet als het ware op je lichaam rusten. Die houding is goed om te schieten, maar voor de rest onnatuurlijk. Je rug is eigenlijk kromgebogen naar achter, dus op den duur gaat dat ook vermoeien. In een wedstrijd moet je 60 keer schieten in een tijdsspanne van 75 minuten. Er is dan normaal genoeg tijd om het geweer even af te leggen en uit de houding te gaan staan.”
“Een ander deel is je mentale weerbaarheid. Het is eigenlijk een heel mentale sport. Schiet je een paar tienen – in het midden van de roos – en denk je bij jezelf dat je sterk bezig bent, dan mag je er bijna zeker van zijn dat het volgende schot een 8 is. Of als er een gedachte door je hoofd schiet, leg je best even je geweer neer om je hoofd leeg te maken. Je moet ook zo weinig mogelijk naar de schutters naast je kijken. Die kunnen je nerveus maken.”

Je draagt ook een pak. Waarvoor dient dat?

ine: “Dat pak is gemaakt van harde stof en dient voor de stabiliteit. We dragen ook schoenen met platte zolen en handschoenen, ook allemaal voor de stabiliteit. Wanneer je vanop 10 meter op zo’n kleine roos schiet moet je heel stil kunnen staan. De minste beweging kan je punten kosten.”
“We dragen ook een pet met een extra klepje aan het oog. Dat is om in alle situaties eenzelfde belichting te hebben.”

Is er een onderverdeling tussen heren en dames?

Ine: “Ja, hoewel de regels recent zijn aangepast. Voordien moest een vrouw tijdens een wedstrijd minder schieten, nu is dat hetzelfde. Gemiddeld genomen schieten dames eigenlijk beter. Ik denk dat een stabielere lichaamsbouw daar iets mee te maken heeft, maar weet het niet zeker.”

Naast karabijnschieten heeft Ine een tweede passie: het arbeidsrecht. Dan zit ze bij de vakbond uiteraard gebeiteld.

Bij de vakbond

Vertel eens iets over je job. Wat moet je eigenlijk doen?

Ine: “Ik geef advies en informatie aan de leden van het ACV. Ik behandel hun dossiers, dat zijn vaak geschillen met hun werkgever. Dat kan gaan over een onrechtmatig ontslag of over te weinig loon ontvangen. De mensen die over de vloer komen zijn heel divers. Dat gaat van poetspersoneel tot managers.”

Wat is het strafste dossier dat je al behandeld hebt?

Ine: “De grappigste vraag die we al kregen was van een lid dat dringend op zoek was naar een Sinterklaas voor de kleinkinderen. We hebben dat kunnen fiksen. Een collega speelde even Sinterklaas.”
“Door onze tussenkomsten bij werkgevers laten we als groep klachtenbehandelaars bij de LBC-NVK meer dan 7 miljoen euro per jaar terugvloeien naar werknemers. Het grootste dossier dat ik al deed ging over ongeveer 80.000 euro, dat was een ontslagregeling.”

Hoe ben je bij deze job terecht gekomen?

Ine: “Mijn vader doet hetzelfde werk. Toen ik klein was, vond ik zijn werk heel saai. Maar tijdens de opleiding sociaal werk kregen we het vak arbeidsrecht en ik was onmiddellijk verkocht. Ik vind het enorm boeiend. Ik kon m’n stage doen bij de LBC-NVK en van het één kwam het ander.”

Bescherming op het werk

Waarom zouden jongeren lid moeten worden van een vakbond?

Ine: “De vakbond en solidariteit zijn hét medicijn tegen de individualistische samenleving. De vakbond biedt ook bescherming op het werk. Je hoopt om persoonlijk de vakbond nooit nodig te hebben, maar je bent wel blij als je hem aan je zijde hebt. De vakbond geeft je ook juiste informatie over je rechten en plichten. Jongeren lopen op het werk vaker zaken mis, gewoon omdat ze niet weten dat ze er recht op hebben.”
“Veel loonvoorwaarden en rechten zijn vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten of cao’s. Dat gaat over loon, maaltijdcheques, arbeidstijd enzovoort. Die cao’s zijn afgesloten door vakbonden. We zouden die afspraken eens uitsluitend voor onze leden moeten maken. Mensen zouden dan heel snel doorhebben wat voor een verschil een sterke vakbond maakt wanneer je als lid opslag krijgt, maar je collega die geen lid is niet.”

Auteur: Wouter Parmentier | Foto:  Daniël Rys