Een fijn loopbaaneinde, daar kijken heel wat werknemers naar uit. De druk mag van de ketel. Het mag allemaal een beetje minder. Nog wel aan de slag, maar op een wat lager ritme. Wat meer tijd voor de kleinkinderen of voor hobby’s die door een druk werkleven in een hoekje zijn gedrumd.

Daar hoopte ook Ben Isebaert op toen hij als late vijftiger wat met zijn gezondheid begon te sukkelen. “Een te hoge bloeddruk, stelde de dokter vast. Weinig verwonderlijk, want het was de periode ervoor behoorlijk zwaar geweest,” herinnert Ben zich. “Op het werk, maar ook daarnaast. Mijn beide ouders en mijn schoonmoeder waren dement en uiteindelijk zijn mijn moeder en schoonmoeder met een week verschil overleden. De laatste maanden was mijn schoonmoeder – die thuis werd verzorgd – volledig hulphoevend en er moest constant iemand bij haar zijn.” De combinatie met een veeleisende job werd Ben even te veel. Hij moest er een poosje tussenuit.

“Toen ik terug aan de slag ging, gaf ik aan dat ik liever wat minder zou werken. Dat ik dan ook minder zou verdienen, was voor mij evident.” Maar die vraag kon bij de werkgever niet op begrip rekenen. “’Geen sprake van. Als je niet voor de volle 100% kan werken, moet je maar ontslag nemen’, was de boodschap. Nochtans was er bij het bedrijf waar ik werkte, een grote multinationale speler in de farmasector, echt wel een regeling mogelijk geweest. Maar voor vertegenwoordigers was dat blijkbaar onmogelijk.”

“De verantwoordelijkheid wordt in je eigen mandje gelegd”

Overname

Niet veel later werd de afdeling van Ben overgenomen. Maar ook die nieuwe eigenaar toonde weinig begrip. In plaats van een landingsbaan of een supportfunctie kreeg Ben er nog werk bij. “Ik kreeg er een nieuw product bij dat ook gebruikt werd in een sector die voor mij volkomen nieuw was. Er waren wat online modules als opleiding voorzien, maar geloof me, op zo’n moment heb je daar geen boodschap aan. En ook niet aan praatjes over werken aan je veerkracht. Verder dan dat kwam het eindeloopbaanbeleid van mijn werkgever niet.”

Ben werd opnieuw ziek. En een paar maanden na zijn terugkomst – hij was toen net 60 geworden – werd hij ontslagen. “Dat was niet wat ik wilde. Ik wilde nog aan de slag blijven, maar dan op een lager ritme.” Dat bleek helaas onbespreekbaar.

“In plaats van te zoeken naar flexi-jobbers zouden werkgevers beter inzetten op volwaardige contracten  ook op maat van ouderen, die nog aan de slag willen blijven op een wat lager pitje!”

Ontslagen

Ben bleef niet bij de pakken zitten. Dat kon ook niet, want de VDAB-adviseurs stuurden hem op jacht naar een nieuwe job. “Wie denkt dat het met die activering wel meevalt, denkt maar beter wat anders,” lacht Ben. “Ze hebben echt stevig achter mijn veren gezeten. Maar werk vinden is absoluut niet eenvoudig als je 60 bent. Ik zocht bovendien een zinvolle job,” legt hij uit. “En deeltijds, want voltijds zou ik het niet meer volhouden, besefte ik.” Op de meeste sollicitatiebrieven die hij verstuurde, kreeg hij geen antwoord. Of hij bleek niet over de juiste diploma’s te beschikken. “Uiteindelijk vond ik een halftijdse job als fondsenwerver voor Artsen zonder Grenzen. Dat lag me wel. Mijn job bestond eruit mensen aan te spreken aan de ingang van winkels.”

Na twee contracten van zes maanden, even onderbroken omwille van corona, werd Ben terug werkloos. En hij schrok van de uitkering. “838 euro per maand kreeg ik! De eerste maanden na mijn eerste ontslag kreeg ik bijna het dubbele. Maar dat bedrag was snel afgebouwd. En omdat ik nadien maar halftijds had gewerkt, was die degressiviteit blijven doorlopen. Dat was wel een koude douche. Uit de spaarpot die we hadden opgebouwd voor onze oude dag is intussen al een flinke hap verdwenen.”

Pensioen

Nu is Ben op vervroegd pensioen. “Verlost van de druk van de VDAB. Tijd om te genieten.” Maar hij heeft wel een zuur gevoel overgehouden aan het einde van zijn loopbaan. “Dat moet toch menselijker kunnen? Ik voelde me door mijn werkgever weggesmeten als een rotte appel. Als je aangeeft dat het te veel wordt, wordt de verantwoordelijkheid in je eigen mandje gelegd. Bij de VDAB had ik nooit het gevoel dat ze mijn situatie als oudere werknemer echt begrepen. En zij moeten goede activeringscijfers halen natuurlijk. En werkgevers verkiezen een flexi-jobber boven een werkloze 55-plusser. Of ze zoeken vrijwilligers. Ze zouden die taken beter in volwaardige contracten gieten – ook op maat van ouderen, die nog aan de slag willen blijven op een wat lager pitje omdat ze moeite hebben met de druk, de deadlines, het tempo… Nee, op die manier moeten ze niet schrikken dat 55-plussers het niet volhouden.”

 Auteur: Jan Deceunynck |  Afbeelding: Daniël Rys