De bedienden uit de non-ferro (paritair comité 224) hebben een nieuw sectorakkoord voor 2017 en 2018. Het akkoord regelt onder meer een verhoging van de lonen en bevat afspraken over ecocheques, overuren, tijdkrediet en SWT.
Een belangrijk punt uit het akkoord is dat de lonen met 1,1 procent worden verhoogd, met terugwerkende kracht tot 1 mei 2017. Tenzij er in je bedrijf uiterlijk op 30 juni van dit jaar een speciale cao werd gemaakt om de loonsverhoging te regelen.
In het vorige sectorakkoord, voor de jaren 2015 en 2016, was een ‘harmonisatiepremie’ van 100 euro opgenomen, een premie overeenkomstig het tewerkstellingsregime. Bedrijven die deze premie nog niet hebben omgezet, konden dat nog doen tot 30 juni 2017. Als er op bedrijfsvlak geen afspraken hierover worden gemaakt, dan wordt deze premie uitbetaald op 1 juli 2017 en 1 juli 2018. Het bedrag van de premie is dus afhankelijk van de geleverde prestaties.
Ecocheques kunnen volgens het nieuwe sectorakkoord worden omgezet in een ‘alternatief voordeel’. De bedrijven uit de sectoren werken ook met bonussen, die lichtjes worden opgetrokken.
Voor de tussenkomst in de vervoerskosten wordt het oude loonplafond afgeschaft. Het individuele overurenkrediet kan tot 30 juni 2018 worden verhoogd van 100 naar 360 uren, als hierover in de onderneming een cao wordt bereikt die de steun krijgt van alle vakbonden uit de vakbondsafvaardiging. In het sectorakkoord zitten ook afspraken op het vlak van tijdkrediet en SWT (brugpensioen). Een belangrijke vooruitgang is dat tijdkrediet met motief voortaan ook mogelijk is voor een periode van 51 maanden. En de sector verlengde ook alle mogelijke vormen van SWT.
Als de bediende zelf zijn ontslag geeft, heeft hij nog altijd recht op de eindejaarspremie (of een deel daarvan). Voor klein verlet worden de regelingen uitgebreid naar werknemers die wettelijk samenwonen.
In het sectorakkoord is ook een recht op vorming voorzien. Dit recht stemt overeen met gemiddeld 3 dagen per voltijds equivalente werknemer en per jaar in de periode 2017-2018. Vanaf 2019 stijgt dit recht naar gemiddeld 4 dagen. Vanaf 2021 zal er zelfs sprake zijn van gemiddeld 5 opleidingsdagen per jaar.