Waarom we méér in plaats van minder sociale zekerheid nodig hebben

Critici hanteren vaak onjuiste of onterechte argumenten

De sociale zekerheid ligt in sommige kringen onder vuur. Maar niet alle argumenten die in het debat worden aangehaald zijn even juist of gerechtvaardigd. Door ze te blijven herhalen, hopen de critici van ons sociaal systeem ze in onze hoofden te beitelen. Ons Recht zocht naar verstandige dwarsdenkers die een alternatief geluid laten horen.

1. Dit niveau van sociale zekerheid is onbetaalbaar

Professor Jozef Pacolet, tot aan zijn emeritaat vorig jaar verbonden aan de KU Leuven, zei hierover in het weekblad Knack: “We beseffen in dit land niet hoe rijk we zijn. Maar soms veroorloven we ons wel te veel. Fiscale cadeaus, bijvoorbeeld, zoals de notionele intrestaftrek. Op een bepaald moment waren al die cadeaus goed voor 6 tot 7 procent van ons bruto binnenlands product (BBP).” Pacolet is ook niet enthousiast over de lastenverlagingen van deze regering. “Als je belastingen verlaagt, eindig je vroeg of laat met je rug tegen de muur en moet je gaan besparen. En dan wordt, zoals gezegd, al gauw naar de sociale zekerheid gewezen.”
De subsidiëring van de bedrijfswagens kost ons land jaarlijks 3,9 miljard euro of 1% van het BBP. De verlaging van de werkgeversbijdragen door deze regering kost nog eens evenveel. En de afschaffing van de hoogste belastingschalen door de regering-Verhofstadt aan het begin van deze eeuw kostte zelfs 7,8 miljard of 2% van het BBP.
Betaalbaarheid is dus een kwestie van keuze. Door de inkomsten van de sociale zekerheid stelselmatig af te bouwen door goedkope jobs te creëren die weinig of niks bijdragen aan de sociale zekerheid, holt deze regering actief onze sociale bescherming uit.

2. Asielzoekers en vluchtelingen bedreigen onze sociale zekerheid

In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, hebben vluchtelingen geen rechten in de Belgische sociale zekerheid zolang zij er niet toe bijdragen. Erkende vluchtelingen krijgen wel een leefloon zolang ze niet werken. Verder besteedt de federale overheid jaarlijks een kleine 50 miljoen euro aan dringende medische hulp, en die is – in principe – ook toegankelijk voor mensen zonder papieren. Een peulschil in vergelijking met de 80 miljard euro die jaarlijks naar de sociale zekerheid gaat.
De sociale zekerheid wordt van binnenuit bedreigd en niet van buitenaf. De federale regeringsmaatregelen bouwen de sociale rechten af. De beslissing in het kader van de ‘taxshift’ om de werkgeversbijdragen fors te laten dalen, weegt zwaar op de inkomsten van de sociale zekerheid. Dit leidde tot besparingen. Bovendien is het risico groot dat de werknemers en de sociaal verzekerden later ook de nog niet betaalde factuur van de ‘taxshift’ zullen krijgen gepresenteerd.

3. De vakbonden verdienen (te veel) aan de uitbetaling van de sociale zekerheid

Niets is minder waar. De uitbetalingsinstelling van het ACV heeft de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen met de krappe budgetten die de Belgische overheid vrijmaakt voor de uitbetaling van het werkloosheidsgeld. De vakbonden doen dat dan ook een stuk goedkoper dan de overheidsinstelling, de Hulpkas. Bij het ACV bijvoorbeeld bedragen de administratiekosten 16,36 euro per dossier. Bij de Hulpkas is dat 29,17 euro per dossier.
Het feit dat de vakbonden de dienstverlening toch willen blijven aanbieden heeft dan ook meer te maken met een principiële keuze dan met geldgewin. Zo weet ook professor Ides Nicaise van de KU Leuven: “De bonden vervullen hier volgens mij hun sociale roeping, de solidariteit tussen werkende mensen en werklozen in stand houden. En alles is transparant. De cijfers zijn openbaar, er is scherpe controle van de RVA en het blijkt objectief dat de middelen die de vakbonden krijgen eigenlijk ontoereikend zijn. Er is geen reden om daar verdachtmakingen rond te maken.”

4. We moeten langer werken om de pensioenen betaalbaar te houden

Deze stelling werd in Ons Recht al eerder naar het rijk der fabelen verwezen door professor Patrick Deboosere, demograaf aan de VUB. “We leven in een rijk land, dat nog altijd rijker wordt. Ik verwacht helemaal niet dat volgende generaties het slechter zullen hebben dan wij”, betoogde hij. Want de economie groeit nog altijd. Sinds de jaren ‘50 is de Belgische welvaart verviervoudigd, blijkt uit de evolutie van het BBP, zeg maar de geldwaarde van alle in ons land geproduceerde goederen en diensten. Een gemiddelde economische groei van 2% volstaat om de sociale zekerheid betaalbaar te houden. Dat is het percentage dat het VBO voorspelt voor 2018.
De kostprijs van de pensioenen zal nog even stijgen, maar nadien verminderen, legde Deboosere uit in het magazine Kader. Op het hoogtepunt, rond het jaar 2060, zullen de pensioenen 2,3% van het BBP meer opslorpen dan ze nu doen. Dat is een geleidelijke en relatieve stijging, die best betaalbaar is.


5. Hoge uitkeringen creëren een hangmat

De uitkeringen in ons land zijn niet van die aard dat je er comfortabel van kan leven zonder je nog te moeten bekommeren om een nieuwe job. Uit onderzoek door professor Wim Van Lancker van de VU Brussel blijkt dat België op dat vlak niet echt veel verschilt van andere landen. Bij het begin van de werkloosheid bedraagt een uitkering ongeveer 74% van het vroegere inkomen. En dat is minder dan in Duitsland, Frankrijk en Nederland. De uitkeringen zakken minder snel dan in andere landen, maar ook daarin zijn we geen koploper binnen de OESO. Bovendien is België qua werkloosheiduitkeringen dan misschien wat genereuzer – of beter: minder streng –dan andere OESO-landen, maar dat wordt gecompenseerd door hogere uitkeringen voor ziekte en invaliditeit of bijstandsregelingen in die landen.

6. Sociale zekerheid is niet meer van deze tijd

Uit Europees onderzoek blijkt dat 4 Belgen op 5 de sociale zekerheid zoals ze nu is uitgebouwd, in de toekomst minimaal willen behouden. Bijna 70% van de mensen pleit zelfs voor een systeem dat méér solidariteit nastreeft. Maar een kleine minderheid van 11% vraagt een grotere klemtoon op ‘de individuele verantwoordelijkheid’. Het geloof van de Belgen in de sociale zekerheid is met die cijfers lichtjes groter dan het Europees gemiddelde.

7. Ik heb de sociale zekerheid niet nodig

Een veelgehoorde stelling, die door Wouter Torfs, algemeen directeur van de bekende schoenenketen Torfs, enkele jaren geleden flink werd genuanceerd na zijn opname in het ziekenhuis. Door zijn gezondheidsproblemen realiseerde hij zich ‘dat we ons gelukkig mogen prijzen met ons systeem van sociale zekerheid’.
Een persoonlijke ervaring met ziekte kan dus blijkbaar helpen. Maar ook cijfers spreken boekdelen. Bij een gewoon bezoek aan de huisarts betaal je ongeveer 25% van de kosten zelf. De rest krijg je terug van de ziekteverzekering.

8. Sociale zekerheid is er voor profiteurs

De grootste hap uit de sociale zekerheid gaat naar geneeskundige verzorging. Ziek zijn kies je niet. Op bijna gelijke hoogte staan de uitgaven voor pensioenen. Beide sectoren van de sociale zekerheid zijn goed voor 30 tot 35%. Daarna volgen de werkloosheidsuitkeringen. Die kosten zowat 15% van het socialezekerheidsbudget. De ziekte-uitkeringen volgen met een kleine 9% en de kinderbijslagen nemen ongeveer 7% voor hun rekening. De laatste procentjes gaan naar relatief kleine uitgavenposten als tijdkrediet en arbeidsongevallen. Ook de uitgaven voor SWT (brugpensioen) zitten mee in dat kleine potje.

9. Je bent beter af met privéverzekeringen

Professor Pacolet becijferde dat één derde van alle pensioenbijdragen in ons land niet naar de wettelijke pensioenen stromen, maar naar de zogenaamde tweede en derde pensioenpijler. Dat zijn respectievelijk de ‘groepsverzekeringen’ die werkgevers aan hun personeel geven en de fiscaal aantrekkelijke spaarformules die banken en verzekeraars aanbieden aan hun klanten. “Toch verzekeren die pijlers je niet van een goed pensioen,” stelde Pacolet vorig jaar vast in een interview met Knack. Waar vroeger voor groepsverzekeringen wettelijk een rendement van 3,25 tot 3,75% vereist was, werd dit enkele jaren geleden verminderd naar minimaal 1,75%. “De afbraak van de wettelijke pensioenen ten voordele van groepsverzekeringen en pensioensparen was niet zozeer een economische beslissing, om later een hoger pensioen te hebben. Het was een ideologische beslissing, om de pensioenen te laten kantelen naar de privébedrijven en om de beurzen te stimuleren.” Pacolet pleitte er dan ook voor om voortaan te focussen op het herstel van de eerste pijler, met andere woorden op de wettelijke pensioenen.

10. De liberale regering-Michel probeert de sociale zekerheid te redden voor toekomstige generaties

Sta ons toe enige reserves te hebben bij deze stelling. Een regering die snijdt in de uitgaven, is niet bezig met het opbouwen of versterken van de sociale zekerheid. Uitgaven die nu worden afgebouwd of weggesnoeid, zijn wellicht voorgoed geschrapt. De huidige regering volgt vooral neoliberale denkbeelden die erop neerkomen dat iedereen voor zichzelf moet zorgen, zonder al te veel inmenging van de overheid.
De sociale zekerheid creëert op die manier vooral onzekerheid. Wie langdurig ziek is, kan niet op beide oren slapen. Wie langer dan gemiddeld zonder werk zit, zal moeten harken om rond te komen. Wie hoopt op een rustige oude dag, is niet meer zeker van een leefbaar inkomen.
En wie dacht dat deze ingrepen de toekomstige generaties zouden beschermen, vergeet wellicht dat ook zij op termijn slachtoffer zullen zijn van deze weinig genereuze maatregelen. In geen enkel huidig scenario is sprake van de heropbouw van wat nu wordt afgebroken. Neen, de afbouw van de sociale zekerheid geeft allerminst sociale garanties voor de toekomstige generaties…

Auteur: Jan Deceunynck | Foto BelgaImage