Californië dropt bom op technologie­platformen

Technologieplatformen zoals Uber en Deliveroo zijn wereldwijd niet meer uit het straatbeeld weg te denken. Hun opkomst gaat samen met wat ze noemen de ‘gig-economie’: een economie waarin werknemers geen vast dienstverband hebben maar werken in kortstondige dienstverbanden. Ze zijn geen werknemer van deze platformen maar freelancers, consultants, zelfstandigen.
In Californië oordeelde de rechtbank vorig jaar dat werknemers uit de gig-economie dezelfde rechten moeten krijgen als andere werknemers (minimumloon, uitbetaling overuren, ziekteverzekering en dergelijke). Kortom, platformen zijn wel degelijk werkgevers.
Om deze rechten effectief te verzekeren keurde de Californische Senaat op 10 september 2019 een wet goed. Aan de hand van drie criteria moet makkelijker een onderscheid worden gemaakt tussen zelfstandigen en schijnzelfstandigen. Als een bedrijf een beroep doet op een onderaannemer moet het op basis van drie criteria aantonen dat die niet volledig afhankelijk is van hen. De activiteit die de aannemer verricht, valt niet onder de volledige controle van hun bedrijf; het behoort ook niet tot hun eigen kernactiviteiten; en tenslotte moet de onderaannemer een onafhankelijk bedrijf hebben in de sector. Als ze niet aan al deze criteria voldoen, dan gaat het om werknemers.
Al maandenlang lobbyt Uber om de wetgeving tegen te houden. Volgens hen behoren de activiteiten van Uber-chauffeurs ook niet tot de kerntaak van hun platform. Experts schatten dat het Uber 20 tot 30 procent extra zou kosten als deze chauffeurs werknemers worden.
De jongste maanden heeft het bedrijf al 800 eigen werknemers moeten ontslaan.
Als dit wetgevend kader effectief afdwingbaar wordt, kan dit wel eens de doodsteek worden. Alex Rosenblat, onderzoekster en schrijfster van het boek Uberland, beweert dat dit wetgevend kader een symbolische en opmerkelijke shift is naar aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid op het vlak van  arbeid en technologie.